Het Avontuur
Arjanne van der Spek, Vladimir Kokolia
Groepstentoonstelling
11 maart – 10 april 1994
Vleeshal (Kaart)
Curator: Lex ter Braak
De tentoonstelling van Vladimir Kokolia en Arjanne van der Spek in de Vleeshal is in alle opzichten een avontuur te noemen: voor de kunstenaars, de organisatoren en de bezoekers.
Nadat Arjanne van der Spek op de laatste Documenta in Kassel de schilderijen van Vladimir Kokolia gezien had, schreef zij hem op grond van een diep gevoelde overeenkomst een brief. De correspondentie die daarop volgde, resulteerde in de gezamelijke wens een tentoonstelling te maken die zou gaan over verwantschap, wisselwerking en reflectie.
Hun verzoek een dergelijke tentoonstelling in de Vleeshal te mogen realiseren vonden wij uiterst spannend omdat het een avontuur zou worden voor alle betrokkenen: voor de kunstenaars en voor de organisatoren die niet wisten hoe die samenwerking tussen een schilder en een beeldhouwer uit zou pakken. Een tentoonstelling die zijn vorm zou krijgen in het proces.
Een onderdeel van dat proces was de reis naar Praag om Vladimir Kokolia en zijn werk op te halen. Hij bewaart immers grote afstand tot het officiële tentoonstellingscircuit. In Praag werd het idee van de tentoonstelling concreet: de gothische hal zou door een diagonale donkere tunnel doorboord moeten worden. In de tunnelwand zouden gaatjes uitzicht geven op de schilderijen van Kokolia en de beelden van Van der Spek. Aan het eind van de tunnel zou zich een kleine opening bevinden waar door de toeschouwer het volle licht in zou stappen en oog in oog met beelden en schilderijen zou komen te staan. Van het beeld van een beeld naar het echte beeld, van de duisternis van de grot naar de wereld van de idee.
In Middelburg werd het concept van de tentoonstelling tijdens het opbouwen aangescherpt. De lange discussie gaven betekenis en duiding aan de presentatie die de kunstenaars anders naar hun eigen doet kijken. Voor Vladimir Kokolia betekent de tentoonstelling een omgekeerde en avontuurlijke benadering van zijn schilderijen: ziet hij ze gewoonlijk als objecten, nu zijn ze, door de nauwe ‘peepholes’ louter beeld geworden ontdaan van elke materialiteit.
Voor Arjanne van der Spek houdt de tentoonstelling de bevrijding van een aantal opvattingen in: ze heeft voor het eerst een beeld ter plekke gemaakt, wat haar anders over het ‘in stu’ werken doet denken, de kijkgaten focussen details scherp en beiden zicht op beelden zonder ruimte (ondenkbaar voor een beeldhouwer).
De toeschouwer begint zijn avontuur van het kijken en waarnemen als hij de donkere gang in stapt. De kleine peepholes zijn de enige lichtbronnen. Het kijken door zo’n gat kost inspanning: het daarachter bevestigde schilderij of geplaatste beeld laat zich slechts na lang zoeken naar het juiste standpunt slechts in delen in z’n geheel beschouwen; hier wordt de toeschouwer niet de mogelijkheid geboden vluchtig langs schilderijen heen te lopen. Hij wordt gedwongen tot aandacht. De beelden en schilderijen gaan op deze wijze in onderdelen verbanden met elkaar aan, wat nog eens versterkt wordt door de speciaal voor deze tentoonstelling gemaakte werken.
Aan het eind van de gang die een camera obscura werking heeft, hangt (heel tastbaar en materieel) een schilderij van Kokolia die zijn visie op de ruimte en de beelden geeft.
Daarna kan de toeschouwer zich bevrijden van de duisternis en de details en vrij in het platoonse licht rondlopen tussen de werkelijke beelden om zich af te vragen wat hij gezien heeft.